25 jaar PublicSpirit: interview Malika Mouhmouh

Iedere maand een geplaatste kandidaat aan het woord

Mijn moeder zei: zorg goed voor de mensen

Wie: Malika Mouhmouh
Bemiddeld in: 2019, als directeur maatschappelijke dienstverlening bij Combiwel. Dit is een Amsterdamse organisatie die de opdracht heeft om de leefbaarheid in de stad te verbeteren. De opdrachtgever is de gemeente Amsterdam
Huidige functie: bestuurder van Combiwel

Eenvoudig is haar taak niet. Maar ze is een doorzetter en ziet altijd mogelijkheden. Malika Mouhmouh over de baan die ze nooit bewust ambieerde. Over het losschudden van overtuigingen en daadwerkelijk iets toevoegen voor mensen in kwetsbare situaties. Haar missie: het verschil maken.

‘Ik was niet op zoek naar een andere baan. Ik had het naar mijn zin als afdelingshoofd van de sociale dienstverlening bij de gemeente Haarlemmermeer. Toen ik er drie jaar werkte, werd ik door PublicSpirit via een mail benaderd voor een directeursfunctie. Ik antwoordde: ik heb het nog ontzettend naar mijn zin in mijn huidige functie, dus ik heb geen belangstelling.

Mijn baan bij de gemeente Haarlemmermeer betekende voor mij een uitstap in een nieuwe wereld. Daarvoor werkte ik als projectleider en manager bij private instellingen. Ik studeerde HBO Personeel en Arbeid. Ik begon aan een master, maar het praktische trok mij meer; ik ben een doener. In de praktijk groeide ik door. Ik had nooit leidinggevende ambities, ik ben altijd gevraagd. Vanuit mijn culturele achtergrond ben ik bescheiden opgevoed. Ik vind dat een mooie eigenschap, maar het heeft ook nadelen. Ik haalde het niet in mijn hoofd om mijn kop boven het maaiveld uit te steken. Ik was al lang blij dat ik kon studeren. Dat was toen uniek voor iemand als ik.

Doorpakken
’s Avonds vertelde ik mijn man en passant van de mail, samen rommelend in de keuken voor het avondeten. Hij zei meteen: joh, dat moet je doen! Je zocht toch een baan hier in de stad? En dit past echt bij jou. Hij zette me aan het denken. Ik wilde inderdaad eigenlijk liever in Amsterdam werken, waar ik woon. De dynamiek vind ik fijn, met alle drukte, gekte, de paradijsvogels. Ik ben er opgegroeid. Het is een stad waar ik van hou. En de problematiek staat dicht bij me.

Zo’n mail rolt uit een systeem, dacht ik. En: ach, zo’n eerste brede selectie… Maar nu was mijn interesse gewekt. Er was méér dat me trok in de functie. Ik ben geboren in Marokko. Op mijn tweede kwam ik naar Nederland. Ik groeide op in een typisch gastarbeidersgezin uit die tijd: zeven kinderen, beide ouders analfabeet. Ze waren heel gedreven om ons op een goede manier groot te brengen. Maar ze snapten het systeem niet altijd. Mijn vader was bang om fouten te maken en zocht regelmatig hulp bij maatschappelijk werk, met name sociaal raadslieden. Hij waardeerde die hulp enorm. Ik kom nog steeds op dezelfde locatie waar mijn vader naartoe ging, maar dan om te vergaderen met de bestuurder daar.

Ik benaderde de contactpersoon bij PublicSpirit: Brenda Kamps. Er volgde een oriënterend gesprek. Ik voelde: ze zoeken iemand zoals ik. Brenda bevestigde dit. Ik had meteen een klik met haar. Dat vertrouwen heeft bijgedragen aan een succesvol traject. Ze zat bij alle gesprekken, gaf adviezen richting de selectiecommissie en koppelde na ieder gesprek met me terug. Het laatste gesprek was op een warme zomerdag. Thuis gooide ik meteen mijn jasje uit en m’n blouse in de wasmachine. Ik was er nog geen tien minuten toen Brenda belde: kun je terugkomen? We willen met jou door en meteen het arbeidsvoorwaardengesprek voeren. Haha, blouse weer uit de wasmachine. Daar hou ik van: als je weet wat je wil, hup, doorpakken.

Niet zomaar een baan
Toen ik was aangenomen, belde ik mijn moeder – mijn vader leefde al niet meer. Ze is een slimme vrouw, maar snapt niet zo goed wat functies inhouden. Ik kon het haar nu uitleggen omdat ze weet wat sociaal raadslieden doen. Ze zei: zorg goed voor de mensen. Een mooi moment. Inderdaad, die verantwoordelijkheid. Het is niet zomaar een baan. Je zet je maatschappelijk in voor mensen in een kwetsbare situatie. Ik ben tegen de term “kwetsbare mensen”. Mensen zijn in wezen niet kwetsbaar. Soms zit het leven tegen, kort of langer, denk aan een vechtscheiding of aan een ziekte.

Ruim een jaar geleden ben ik doorgeschoven naar de functie van bestuurder. Ik zit op de goede plek. Ik heb het naar m’n zin. Mijn intrinsieke motivatie en drijfveer passen goed bij deze organisatie. En ik ben in staat om te doen wat nodig is. Ik kan echt iets toevoegen. Dat is natuurlijk niet de hele dag zichtbaar. Het is mijn taak om te sturen op de opgaven die de gemeente ons geeft. Ik voer de regie over een team van directeuren die werkmaatschappijen runnen. Mijn vragen zijn: maken we de impact die we moeten maken, maar ook of we binnen de begroting blijven. Ik lobby voor subsidies, maar ook voor beleidsaanpassingen. Denk aan mensen met een handicap die jaren moeten wachten op passende zorg. Je kunt zeggen: zo is het nu eenmaal. Je kunt er ook bij de gemeente voor knokken dat dit anders wordt. Er zijn veel ingewikkelde dossiers, de zorg zit verstopt. Dat frustreert natuurlijk wel eens, maar mijn medewerkers, die de mensen direct spreken, hebben daar meer last van. Ik heb iets meer afstand. Hoewel ik regelmatig aanschuif in de spreekkamer of mee ga op huisbezoek. Om voeling te houden. Ik was bij een bijeenkomst van ouders met een meervoudig gehandicapt kind. Mijn God… Het staat nog steeds op mijn netvlies. Een moeder liet een video zien. Die gebruikte ik vervolgens met haar toestemming in een bestuurlijk overleg. Om een gezicht te geven aan de problematiek. Dit is waar we het verschil kunnen maken.

Losschudden
Voor mij als persoon zijn sommige actuele politieke sentimenten heel pijnlijk. En tegelijkertijd geven ze me ontzettend veel kracht om juist in het dagelijks leven dat verschil te maken. Ja, het kan. Ik weet niet beter dan dat de bestuurders die ik tegenkom daar hun schouders onder willen zetten. De gemeente heeft ons naar aanleiding van de toeslagenaffaire gevraagd om knellende situaties te signaleren. We kijken samen naar een oplossing. Ik ken de gemeente als een partij die bereid is om te handelen in het belang van de Amsterdammers. Maar soms blijft het hangen. We hebben een ingewikkelde en complexe opgave. Soms zie je geen oplossing. En toch ontdek je steeds weer kleine ingangen om iets voor elkaar te krijgen. Als je niet opgeeft. Ik kan best wel eens met mijn vuist op tafel slaan. Of ik stap uit een vergadering. Dan zeg ik: ik kan aan deze tafel geen verschil maken. Het wil wel eens helpen om je punt kracht bij te zetten. Om vastzittende overtuigingen iets los te schudden. Als het mij al niet lukt om aan zo’n bestuurlijke tafel mijn punt te maken, hoe moet dit dan zijn voor die burger in een moeilijke situatie? Je moet je punt blíjven maken. Ik zeg het ook tegen mijn mensen: wij kunnen echt die stem zijn voor de burger. Dit moet anders, maar het is complex. Volhouden.

Je moet begrip hebben voor hoe het gaat in de praktijk, maar ook een bijter zijn. En durven zeggen: hoezo gaan we daar nóg een keer over vergaderen? Laten we het beleid aanpassen! Ik probeer voortdurend om te denken. De vraag te stellen: hoe kun je zaken simpeler maken. In plaats van je neer te leggen bij het ingewikkelde van een procedure. Ik wil het niet op mijn geweten hebben dat er iets niet wordt toegewezen omdat een burger zijn verhaal niet goed kon vertellen. Dan heb ik liever dat iemand een enkele keer ergens mee wegkomt. Ik stuur en handel graag op basis van vertrouwen. Dat is iets anders dan naïef zijn, hè.

Status zegt me niks
Ik was goed in leren, maar ik werd toch naar de mavo gestuurd. Het gebeurt nog steeds, onderadvisering bij mensen met een migratieachtergrond. Triest. Maar – en dit is de manier waarop ik wil kijken – er werd ook heel snel door mensen gezien dat ik niet op mijn plek zat. Toen ben ik naar een havo-vwo brugklas gegaan. Thuis kreeg ik geen begeleiding; ik heb het allemaal zelf gedaan. Ik denk dat ik daardoor sterk en flexibel ben. Ik kan veel dragen. Het heeft me dus ook in positieve zin gevormd. Mijn vader had twee schoonmaakbanen. Het was zo’n lieve, leuke, grappige man. Ik ontleen geen waarde aan status. Het zegt me niks. Ik staar me ook niet blind op opleidingen: er wordt op school niet altijd getest waarin een kind goed is. Doe waar je gelukkig van wordt. Ik geloof erin dat iedereen zijn brood kan verdienen en een mooi leven op kan bouwen. Je hebt allemaal andere kwaliteiten en eigenschappen die waardevol zijn. Zo kijk ik naar mensen.

Vooroordelen bestaan meestal onbewust. Ik hoor regelmatig dat collega’s oprecht naar diversiteit streven, maar dan zeggen: ze zijn er niet. En dat is niet waar. Als je kwaliteit wil zien en kunt herkennen, niet alleen maar op een cv afgaat, dan zijn er heel veel geschikte mensen. Er zit ook bij de gemeente Amsterdam nog te weinig kleur in de top. Dat is een punt van aandacht. Maar net zo goed: de witte man wordt nu bijna gecanceld. Daar moeten we voor oppassen. Diversiteit is wat mij betreft heel breed. Er is me wel eens door een deskundige verteld dat mensen met een andere achtergrond eerder geneigd zijn om te solliciteren, als de organisatie uitstraalt dat ze divers is. Dat lijkt me ook logisch. Je moet het als organisatie actief onderzoeken en uitdragen. Als iemand mij benaderde en zei: we zoeken iemand van kleur, dan blokkeerde ik meteen. Die persoon dacht waarschijnlijk juist het goede te doen. Het is voor iederéén lonend om bij jezelf na te gaan: wat vind ik eigenlijk onbewust en wat zeg en doe ik daardoor?

Collegiaal
Het kijken naar een niet-westerse achtergrond wordt te gemakkelijk opgenomen in criteria van probleemgevallen. Nogmaals: meestal onbewust, niet met kwade bedoelingen. Er zitten zeker probleemgevallen tussen, maar niet per definitie. Want mensen zoals ik komen dan dus ook in dat rijtje voor. We moeten heel voorzichtig zijn met het koppelen van data aan etnische achtergrond.
Vorig jaar heeft PublicSpirit de werving gedaan voor leden van onze raad van toezicht. De hulp van Brenda heeft ertoe geleid dat we nu een heel mooie, gevarieerde samenstelling hebben. PublicSpirit is inmiddels mijn vaste werving- en selectiebureau. Het voelt niet als een inkooprelatie, het voelt collegiaal. Een collega die heel nabij is. Het maakt dat we elkaar goed begrijpen. Ik hoef Brenda niet te vertellen wie wij zijn, hoe wij georganiseerd zijn en wat belangrijk is voor de organisatie. Dat is ontzettend prettig.

Of ik de stap naar die functie uit mezelf gemaakt zou hebben? Nee, de reactie van mijn man en het eerste gesprek met Brenda maakten het verschil.’

Interview: Manon Wigny
Fotograaf: Bart Honingh